Gedicht van Sint Joris en de draak deel 1

't Is geschied vóór onze tijden 
Dat Sint Joris kwam te rijden
Naar een stad in 't heidensch land
Waar men weinig Christ'nen vand

Deze stad was Tarentéche
Was in volle zee gelegen
En, zoo m'in de Schriftuur leest,
Was de draak een giftig beest.

Klein en groot die kwamen klagen
Bij den koning alle dagen,
Wien van hen allen tegaêr
Wilder stellen in 't gevaar.

De koning die sprak zonder spotten
"Wij zullen te zamen lotten:
Dat is mijne beste raad
Om te keeren meerder kwaad.

En als het lot zal vallen
Op de een van ons allen
Die zal zonder tegenspraak
Zich laten eten van den draak."

Eind'lijk kwam het lot te vallen
Op de een van hun allen,
Op het konings eenig kind
Van zijn vader teer bemind.

Toen moest deze dochter scheiden,
Waar de vader zeer om schreidde,
 

Naar den oever van de zee,
Waar zij kreeg een schaap of twee.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten